Hartritmestoornis

Wat is een hartritmestoornis?

In het kort:

  • Hartritmestoornis is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij de hartslag te snel, te langzaam of onregelmatig is. Ook wanneer de elektrische prikkels die het hart aansturen afwijkingen vertonen is er sprake van een hartritmestoornis.
  • Voorbeelden van hartritmestoornissen zijn boezemfibrilleren, hartblok en overslaan van het hart.
  • De oorzaak van een hartritmestoornis kan per stoornis verschillen. Veelvoorkomende oorzaken zijn ouderdom, hartfalen, een aangeboren hartafwijking en alcohol- en drugsgebruik.
  • De symptomen van een hartritmestoornis zijn afhankelijk van het soort stoornis.
  • Algemene symptomen zijn hartkloppingen of -overslagen, pijn op de borst, duizeligheid en kortademigheid.
  • Er zijn verschillende behandelmogelijkheden, deze zijn afhankelijk van de precieze stoornis.

Over een hartritmestoornis

Anatomie van het hart

Hartritmestoornis is een verzamelnaam voor aandoeningen waarin het hart niet goed samentrekt. Een normaal hart slaat zo’n 60 tot 100 keer per minuut in rust. Het hart trekt altijd volgens een vast patroon samen. De sinusknoop geeft een prikkel af aan de boezems om samen te trekken. Vervolgens gaat de prikkel met een kleine vertraging naar de kamers die dan samentrekken. In verschillende fasen van dit proces kunnen dingen misgaan waardoor een hartritmestoornis kan ontstaan. 

Er zijn veel verschillende soorten stoornissen van het hartritme. Hieronder staat een korte uitleg van enkele hartritmestoornissen:

  • Tachycardie: het hart klopt sneller dan normaal. Tijdens een aanval kan de hartslag plotseling oplopen tot 160 of hoger. Zo’n aanval duurt van enkele minuten tot enkele dagen.
  • Bradycardie: Het hart klopt langzamer dan normaal. Bij deze aandoening is je hartslag lager dan 60 keer per minuut. Ook bij inspanning gaat je hartslag onvoldoende omhoog.
  • Boezemfibrilleren (atriumfibrilleren): de hartspiercellen van de boezems trekken onregelmatig en chaotisch samen. Omdat dit zo rommelig verloopt, trekken de boezems niet tegelijkertijd samen en pompen ze dus om voldoende bloed naar de kamers. Een deel van de prikkels die in de boezems ontstaan gaan door naar de kamers, waardoor die een te hoog ritme aannemen.
  • Boezemflutter: de boezems van het hart trekken te snel samen, maar nog wel regelmatig.
  • Kamerfibrilleren (ventrikelfibrilleren,VF): de hartspiercellen van de kamers trekken onregelmatig en chaotisch samen. Net als bij boezemfibrilleren zorgt deze chaos ervoor dat de kamers als geheel niet meer samentrekken. Er wordt dan geen bloed meer door het lichaam gepompt
  • Hartblok (atrioventriculair blok): de prikkel vanuit de boezems wordt te traag of helemaal niet doorgegeven aan de kamers. Hierdoor is er geen goede balans tussen het pompen van de boezems en de kamers.
  • Zieke sinusknoop: de sinusknoop geeft afwisselend te snel en te langzaam prikkels af.
  • Overslaan van het hart (extrasystolen): het hart trekt plotseling een keer te vroeg samen, bijvoorbeeld als je schrikt. De tijd tot de volgende hartslag wordt vervolgens langer om weer in het juiste ritme te komen. Deze volgende hartslag is daardoor wat krachtiger dan normaal. Dit is de ‘bonk’ die je voelt.

De oorzaak van een hartritmestoornis kan verschillen per stoornis. Over het algemeen is er iets mis met de geleiding of het ontstaan van de elektrische prikkel, die de sinusknoop doorgeeft. De belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van een hartritmestoornis zijn:

  • Ouderdom
  • Spanning
  • Een hartinfarct
  • Hartfalen of hartoperatie
  • Een te snel werkende schildklier
  • Alcohol-, drugs- of koffiegebruik
  • Een aangeboren hartafwijking
  • Geneesmiddelen

De symptomen bij hartritmestoornissen zijn afhankelijk van het soort stoornis dat je hebt. Welke symptomen specifiek bij een stoornis horen, staan beschreven bij de stoornis zelf. Enkele veel voorkomende symptomen bij een hartritmestoornis zijn:

  • Hartkloppingen, hartoverslagen, hartbonzen
  • Pijn of druk op de borst en benauwdheid
  • Kortademigheid, hyperventilatie
  • Angst of gejaagdheid
  • Duizeligheid, een licht gevoel in het hoofd

Een hartritmestoornis hoeft echter niet gepaard te gaan met klachten. Boezemfibrilleren of boezemflutter merk je bijvoorbeeld niet altijd.

Wanneer je symptomen ervaart die op een hartritmestoornis kunnen wijzen, gaat een arts vrijwel altijd over tot onderzoek. Ook wanneer afwijkingen in het hartritme niet langer dan dertig seconden aanhouden is het belangrijk om de oorzaak te achterhalen. De behandeling verschilt namelijk sterk per stoornis. Het stellen van een specifieke diagnose kan door middel van verschillende onderzoeken.

Elektrocardiografie (ECG)

Tijdens een elektrocardiografie, ofwel ECG, worden de elektrische signalen van je hart gemeten en omgezet in een grafiet. Dit onderzoek wordt ook wel een hartfilmpje genoemd. Een ECG geeft informatie over verschillende eigenschappen van het hart, waaronder:

  • Of het hartritme normaal verloopt
  • Of het hart een verdikte wand heeft
  • Of je een op dat moment een hartinfarct doormaakt of er eerder een hebt gehad
  • Of je hart op dat moment voldoende zuurstof krijgt

Een ECG is een momentopname die inclusief voorbereiding niet langer duurt dan tien minuten. Omdat veel hartritmestoornissen maar af en toe optreden, kan een ECG soms niet direct een aandoening uitwijzen. In dat geval is een uitgebreider onderzoek nodig.

Holteronderzoek

Tijdens een Holteronderzoek wordt je hartritme langer gemeten, namelijk tussen de 24 en 72 uur. Je hoeft ondertussen niet in het ziekenhuis te zijn. In het ziekenhuis worden plakkers op je borst bevestigd die je hartritme registreren via een klein kastje dat je bij je draagt. Ondertussen houd je in een dagboek bij wat je op welk moment aan het doen bent, zodat de arts na afloop van het onderzoek ook weet onder welke omstandigheden een eventuele afwijking in het hartritme plaatsvond.

Eventrecorder

Net als een Holteronderzoek kan een onderzoek met een eventrecorder duidelijkheid bieden wanneer klachten af en toe optreden. De eventrecorder is een klein kastje dat je bij je draagt, dat via plakkers aan je borstkast is bevestigd. Wanneer je last krijgt van klachten, druk je op een knop op het kastje. De eventrecorder zal dan een opname maken van het hartritme. Ondertussen schrijf je zelf in een dagboek wat je aan het doen was en wat je voelde toen je op de knop drukte.

Implanteerbare hartritmemonitor

Komen je klachten maar sporadisch voor, maar keren ze wel steeds terug? Wanneer ook tijdens het Holteronderzoek geen afwijkingen plaatsvonden, kan het nodig zijn om het hartritme gedurende lange tijd te meten. Dit kan door middel van een implanteerbare hartritmemonitor, die net onder de huid van je borst wordt geïmplanteerd en daar indien nodig enkele jaren kan blijven zitten.

Niet alle hartritmestoornissen zijn ernstig en behandeling is daarom niet altijd nodig. Je arts kan je informeren over de mogelijke behandelingen en de voor- en nadelen hiervan.

De behandeling van een hartritmestoornis is afhankelijk van de stoornis zelf. Hieronder vind je algemene informatie over behandelingen van een hartritmestoornis. Kijk bij de specifieke hartritmestoornis welke behandeling er precies bij hoort.

Medicijnen bij een hartritmestoornis

Over het algemeen wordt als eerste geprobeerd om de stoornis te verhelpen met medicijnen. In sommige gevallen kun je ook bloedverdunners krijgen omdat een hartritmestoornis kan zorgen voor het ontstaan van bloedpropjes. Deze bloedpropjes zouden een hartinfarct of beroerte kunnen veroorzaken.

Er is niet één specifiek medicijn dat bij elke hartritmestoornis helpt. Daarom is het belangrijk om eerst een gerichte diagnose te stellen voordat medicatie wordt toegediend. Ook de werking per persoon verschilt, dus krijgt niet iedereen met een bepaalde stoornis hetzelfde medicijn.

Behandelingen

Als medicijnen niet werken kun je een pacemaker, implanteerbare cardioverter defibrillator (ICD) of subcutane implanteerbare cardioverter defibrillator (S-ICD) krijgen. Een pacemaker zorgt ervoor dat een te langzaam kloppend hart een hoger ritme aanneemt. Een ICD kan een schok afgeven wanneer het hart te snel of chaotisch samentrekt om zo weer in een normaal ritme te komen. De S-ICD is een ICD-type waarbij de draad niet via een ader in het hart gaat, maar deze net onder de huid ligt (subcutaan). De aderen en het hart blijven hierdoor onaangetast en intact.

Soms ontstaat een hartritmestoornis omdat een klein groepje hartspiercellen niet goed functioneert. Ablatie is een behandeling waarbij dit kleine groepje cellen weggebrand kan worden. Deze behandeling is vrij eenvoudig en de kans op succes is zeer groot. Ablatie wordt echter niet in elk ziekenhuis gedaan, dus het kan zijn dat je doorverwezen wordt.

Bij een hartstilstand, is het belangrijk om zo snel mogelijk te handelen. Wanneer je iemand bewusteloos ziet raken, controleer je eerst of diegene nog ademt en of de borstkas nog op en neer gaat. Is dit niet het geval, dan is reanimatie noodzakelijk. Ook kan het nodig zijn om een elektrische schok toe te dienen: defibrillatie. Een draagbare variant van het apparaat dat dit kan doen, een AED, is op veel locaties beschikbaar. Dit apparaat mag in noodsituaties door iedereen worden gebruikt, dus ook door mensen zonder medische kennis of training. Het is natuurlijk beter als iemand voorkennis heeft, maar tijdens een noodsituatie is het alsnog beter om de AED te gebruiken dan te wachten op de ambulance.

Zie je iemand buiten bewustzijn raken? Laat iemand een ambulance bellen, iemand anders een AED halen en vraag een ander persoon om naast je te komen zitten. Zelf begin je met reanimeren tot de AED er is. De AED bevat twee plakkers die je op de borst van het slachtoffer plakt. Vervolgens meet de AED het hartritme en vertelt het apparaat je wat je moet doen. Er zijn twee mogelijkheden: je moet op een knop drukken zodat de AED een schok toedient of je moet doorgaan met reanimeren tot de ambulance er is.