Hazenlip (Schisis)

Wat is een hazenlip?

Een hazenlip is een aangeboren afwijking in het gezicht van een baby. Het is ook wel bekend als schisis. “Schisis” betekent “spleet” in het Grieks. Bij de ontwikkeling van het gezicht tijdens de zwangerschap is iets misgegaan, waardoor er een spleet in het gezicht zichtbaar blijft. Een schisis kan bestaan:

  • In de lip (cheiloschisis, beter bekend als hazenlip)
  • In de kaken (gnathoschisis)
  • In het gehemelte (palatoschisis)

De lip, kaak en/of het gehemelte kunnen zowel los van elkaar of gecombineerd gespleten zijn; daarnaast ook gedeeltelijk of in zijn geheel. Dat hangt af van het punt in de ontwikkeling waar een verstoring optreedt. Bij een uitgebreidere schisis – waarbij bijvoorbeeld de lip, kaak en het gehemelte betrokken zijn – is de kans groter dat er sprake is van een syndroom of chromosoomafwijking.

Er zijn meer dan 275 verschillende erfelijke syndromen waar schisis een symptoom van is. Bij 50% van de gehemeltespleten en 70% procent van de lipspleet met of zonder kaakspleet is een hazenlip echter een op zichzelf staande afwijking.

Gemiddeld één à twee per duizend baby’s worden wereldwijd met een hazenlip geboren, soms in combinatie met een kaak- en/of gehemeltespleet. Slechts een op de tweeduizend baby’s wordt geboren met alleen een gespleten gehemelte.

In het eerste trimester van de zwangerschap vormt zich het gezicht van de baby. Bij de normale ontwikkeling ritst het gezicht zich als het ware vast. De onderdelen die later ogen, neus en lippen gaan vormen, groeien dan naar elkaar toe en versmelten uiteindelijk. Als dit proces niet helemaal goed gaat, blijft er een spleet over; de schisis.

De exacte oorzaak van schisis is onbekend. Erfelijkheid is een belangrijke factor. Dan bestaat er een foutje (mutatie) in het DNA, of is er sprake van een chromosoomafwijking. Maar ook niet-erfelijke factoren spelen een rol bij het ontstaan van een schisis. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld roken, voedingstekorten, infecties of medicijngebruik tijdens de zwangerschap. Vaak is het een combinatie van erfelijke en niet-erfelijke factoren die de schisis veroorzaken.

De schisis is een zichtbare spleet in de lip, de kaken of het gehemelte van een baby, of een combinatie van de drie. Soms heeft ook de neus een afwijkend uiterlijk. Als de baby een gehemelte- of kaakspleet heeft is dit vaak niet zichtbaar van buitenaf, maar wel binnenin de mond. Een hazenlip wordt vaak op de 20-wekenecho vastgesteld.

De schisis heeft invloed op zowel de ouders als de baby. De ouders hebben na de geboorte soms tegenstrijdige gevoelens van vreugde en teleurstelling. Dat is heel normaal. Het is belangrijk stil te staan bij vragen van de ouders. Een maatschappelijk werker ondersteunt hierbij.

Voor de baby heeft een schisis fysieke problemen tot gevolg. De baby heeft soms moeilijkheden bij het zuigen en slikken, vooral bij een schisis in het gehemelte. Daardoor duurt het voeden vaak te lang, krijgt de baby te weinig voeding binnen of verslikt zich vaak in de voeding. Een lactatiedeskundige (borstvoedingsspecialist) kan adviezen geven om zo optimaal mogelijk te voeden.

Ook spraakproblemen komen vaak voor bij kinderen met een gehemeltespleet. Het kind kan het stemgeluid dan niet goed vormen in de mond. Vaak heeft een schisis gevolgen voor het doorkomen of de stand van de tanden. Soms zijn er ook gevolgen voor het gehoor.

De behandeling van schisis is altijd noodzakelijk en bestaat vaak uit meerdere operaties. Een team van specialisten zal samenwerken voor de beste behandeling. Het traject begint vlak na de geboorte en wordt meestal na de puberteit afgerond.

De specialisten in een schisisteam zijn meestal:

Een plastisch chirurg. Vanaf drie maanden na de geboorte sluit een plastisch chirurg de lipspleet. Als het kind negen maanden uit is wordt de gehemeltespleet gesloten. Ook kan de plastisch chirurg een neuscorrectie uitvoeren.

Een kaakchirurg. Indien er sprake is van een kaakspleet zal deze worden opgevuld met bot. Dat kan vanaf het zesde levensjaar.

Een logopedist. Vanaf de leeftijd van tweeënhalf jaar doet de logopedist spraakonderzoek. Indien nodig verwijst de logopedist van het schisisteam het kind door naar een logopedist in de buurt voor spraaktherapie.

Een tandarts. Vaak heeft een kind een of meer beugels nodig om de stand van de tanden te herstellen. Mogelijk is er te weinig tandmateriaal. De tandarts corrigeert dat met kunstmaterialen nadat het kind is uitgegroeid, rond het negentiende levensjaar.

Een KNO-arts. Een schisis heeft soms invloed op verslechterde ontwikkeling van het gehoor. De KNO-arts kan dat behandelen door buisjes te plaatsen.

Een klinisch geneticus (deskundige op het gebied van erfelijkheid). Bij een uitgebreide schisis zal de klinisch geneticus onderzoeken of er sprake is van een erfelijke afwijking.