Longembolie

Wat is een longembolie?

In het kort:

  • Bij een longembolie blokkeert plotseling een van de toevoerende bloedvaten naar de longen.
  • Een longembolie wordt meestal veroorzaakt door een bloedprop die vast komt te zitten in een bloedvat.
  • Er zijn verschillende factoren die de kans op een bloedprop vergroten, zoals inactiviteit, een ziekte, roken en overgewicht.
  • Een longembolie geeft vaak weinig symptomen. Bij een grotere embolie kunnen symptomen zoals plotselinge benauwdheid, pijn op de borst en snelle ademhaling optreden.
  • De diagnose is vaak lastig te stellen. Hiervoor is een specifieke vragenlijst opgesteld: de Wells-score.
  • Een longembolie wordt meestal behandeld met bloedverdunners. Het uiteindelijke herstel is afhankelijk van de ontstane schade.

Over longembolie

Een longembolie is een plotselinge blokkering van één van de toevoerende bloedvaten naar de longen. Meestal wordt dit veroorzaakt door een bloedprop. Zo’n bloedprop kan bijvoorbeeld afkomstig zijn uit het been (een trombosebeen). Als de bloedprop zo groot is dat de toevoer van bloed naar de longen blokkeert of ernstig belemmerd is, dan leidt dit tot problemen. Als een grote bloedprop de longslagaders van beide longen afsluit, dan is er sprake van een ruiterembolie. Een longembolie kan dodelijk zijn. Een snelle reactie en behandeling is dan ook gewenst. Als je eenmaal een longembolie hebt gehad, is de kans op een volgende longembolie groter.

Over het algemeen wordt een longembolie veroorzaakt door een bloedprop die vast komt te zitten in een bloedvat. Maar het bloedvat kan in zeldzame gevallen ook geblokkeerd worden door:

• Een tumor
• Een luchtbel
• Vet

Er zijn een aantal factoren die je kans op een bloedprop en dus een longembolie vergroten. Dit zijn:

• Bedlegerigheid
• Voor langere tijd inactief zijn (bijvoorbeeld tijdens een bus- of vliegreis)
• Kanker
• Een hartaanval
• Een zware infectie
• Een zwangerschap
• Een bevalling
• Een ziekenhuisopname
• Anticonceptiepillen of andere hormoontherapie
• Roken
• Een hoge leeftijd
• Overgewicht
• Verwonding, kneuzing of botbreuk
• (Erfelijke) stollingsstoornissen

Longembolieën geven meestal weinig symptomen. Bij een kleine longembolie is het zelfs mogelijk dat je helemaal geen last hebt van symptomen. Naarmate de embolie groter is, ondervind je meer hinder. De meest genoemde verschijnselen die wijzen op een longembolie zijn:

• Plotselinge en onverklaarbare benauwdheid
• Snelle ademhaling
• Pijn op je borst, die erger wordt als je hoest of diep inademt
• Slijm en/of bloed ophoesten
• Prikkelhoest

Minder specifieke klachten van een longembolie zijn:

• Een oncomfortabel gevoel
• Zweten
• Duizelig zijn en flauwvallen
• Snelle hartslag
• Verhoging

Het is erg lastig om een longembolie te herkennen. De symptomen lijken veel op de symptomen die je krijgt bij een hartaanval, een angstaanval, of bijvoorbeeld een longontsteking. Je arts zal de diagnose stellen op basis van een lichamelijk onderzoek en uitgebreide vragen. Als hulpmiddel bij de diagnose van een longembolie is een specifieke vragenlijst opgesteld, de zogenaamde Wells-score. Afhankelijk van je score op deze vragenlijst kan de arts hierna nog een of meer van de volgende onderzoeken uitvoeren:

• Bloedonderzoeken
• Een echo. Bij een echografie wordt gebruik gemaakt van ultrageluidsgolven. Hiermee kan de doorgankelijkheid van de bloedvaten zichtbaar gemaakt worden. Eventuele afwijkingen worden ook zichtbaar.
• Een CT-scan van de longen. Een CT-scan wordt gemaakt met behulp van röntgenstraling en geeft dwarsdoorsnede-foto’s van je lichaam. Als contrastvloeistof gebruikt wordt, dan kan de arts afwijkingen in je bloedvaten herkennen.
• Een ECG. Een ECG wordt ook wel een elektrocardiogram genoemd en meet de elektrische signalen die je hart laten kloppen. Een ECG kan gemaakt worden als er een longembolie wordt vermoed.
• Een MRI. Een MRI-scan wordt gemaakt met behulp van magneten. Je arts kan afwijkingen en problemen in je bloedvaten herkennen op de scans.

De behandeling van een longembolie bestaat over het algemeen uit het toedienen van zogenaamde ‘bloedverdunners’. Deze medicijnen verdunnen niet zozeer het bloed, maar zorgen er wel voor dat er geen nieuwe bloedproppen ontstaan en bestaande bloedproppen niet verder groeien. Als eerste medicijn kun je een bepaald type heparine krijgen, namelijk laagmoleculairgewichtsheparine. Dit type heparine is een snelwerkende bloedverdunner die je krijgt via infuus of via een injectie. Daarna krijg je bloedverdunners voorgeschreven in de vorm van tabletten. Dat kunnen zogenaamde DOACs zijn, of vitamine K-remmers. DOACs kun je in een vaste hoeveelheid innemen en regelmatige bloedcontrole is niet nodig. De hoeveelheid vitamine K-remmers die je moet innemen kan per dag verschillen en daarvoor kom je onder controle te staan van een trombosedienst. Hoe snel het herstel na een longembolie verloopt, is afhankelijk van de schade die is aangebracht.

In zeer heftige gevallen kan besloten worden om medicijnen te gebruiken die de bloedproppen afbreken. Deze medicijnen worden alleen gebruikt als het niet anders kan, omdat ze gevaarlijke bijwerkingen hebben. Ze vergroten namelijk de kans op ernstige bloedingen.