Nefrotisch syndroom

Wat is het nefrotisch syndroom?

Het nefrotisch syndroom is een stoornis waarbij de nieren het bloed niet goed filteren. Het filter van je nieren is als het ware lek, waardoor er eiwitten in de urine terecht komen die eigenlijk in je bloed hadden moeten blijven. Te veel eiwit in de urine heet proteïnurie. Normaal bevat urine minder dan 150 mg eiwit per dag, bij het nefrotisch syndroom is dit meer dan 3 gram eiwit per dag. Er ontstaat dan een tekort aan eiwit (albumine) in het bloed, omdat het lichaam het eiwitverlies niet kan aanvullen.

Normaal gesproken stroomt er constant bloed door je nieren en worden daar de afvalstoffen (zoals zouten) en overtollig water uit je bloed gefilterd. Het schoongezeefde bloed stroomt weer je lichaam in en alles wat eruit gefilterd is, gaat naar de blaas om vervolgens als urine te worden uitgeplast.

 

 

Het nefrotisch syndroom komt vooral voor bij kinderen tot twaalf jaar. De oorzaak van nefrotisch syndroom bij kinderen is vaak onbekend. Waarschijnlijk speelt het afweersysteem een rol. Als oudere patiënten dit syndroom krijgen, is er meestal wel een duidelijke oorzaak te vinden, bijvoorbeeld:

  • Hoge bloeddruk
  • Diabetes
  • Een ontsteking aan de niercellen
  • Giftige stoffen zoals cytostatica (chemotherapie - medicijnen bij behandeling van kanker)

Symptomen die optreden wanneer je het nefrotisch syndroom hebt, zijn:

  • Vochtophopingen
  • Minder plassen
  • Gewichtstoename

Het eerste verschijnsel bij nefrotisch syndroom is vochtophoping op verschillende plaatsen in het lichaam. Deze vochtophopingen worden ook wel oedeem genoemd. Bij volwassenen bevindt het vocht zich vooral in de benen en voeten, kinderen hebben meer last van gezwollen oogleden en een dikke buik.

De behandeling van het nefrotisch syndroom bestaat voornamelijk uit symptoombestrijding, omdat de oorzaak vaak moeilijk is vast te stellen. Verschillende medicijnen kunnen daarvoor gebruikt worden, zoals:

  • Prednison
  • Plaspillen
  • Bloeddrukverlagende tabletten

Het medicijn Prednison wordt gebruikt om het eiwitverlies in de urine te verminderen. Plaspillen moeten het oedeem tegengaan. En met bloeddrukverlagende middelen (ACE-remmers en angiotensine-receptorblokkers) wordt het eiwitverlies zoveel mogelijk tegengegaan. De lever wordt actiever, omdat hij probeert het eiwitverlies te compenseren door meer eiwit te produceren. Hierdoor maakt hij ook meer vetten en cholesterol aan. Een dieet met minder (verzadigd) vet is daarom aan te raden.