Stotteren

Wat is stotteren?

Om goed te kunnen spreken, heb je zo’n 150 spieren nodig. Wanneer deze spieren niet goed samenwerken, heb je moeite om vloeiend te spreken. Woorden kunnen er dan hakkelend uit komen of het duurt lang voordat je iets gezegd hebt. Dit wordt stotteren genoemd.

Meestal begint het stotteren op jonge leeftijd. Vijf procent van de kinderen begint in de peuter- of kleutertijd met stotteren. In veel gevallen groeien kinderen over het stotteren heen, maar bij een klein gedeelte gebeurt dit niet. Stotteren komt vier keer vaker voor bij jongens dan bij meisjes.

 

 

 

Bij stotteren gaat er iets mis bij de communicatie tussen de hersenen en de vele spieren die nodig zijn om te praten. Een spier reageert te vroeg of te laat, waardoor er een soort van ‘storing’ ontstaat. Door letters een paar keer te herhalen of een letter lang aan te houden, wordt deze storing opgelost en kun je weer verder praten.

Vaak stotter je niet wanneer je zingt of bijvoorbeeld tegen je huisdier praat. Dit komt doordat je je stem dan op een andere manier gebruikt of omdat er dan geen spanning is. Je kat maakt het namelijk niet uit of je stottert of niet, terwijl je wel bang kunt zijn dat een ander persoon vervelend zal reageren. Er zit dus vaak ook een emotioneel of psychologisch element achter stotteren.

Wanneer één of beide ouders stotteren of ooit gestotterd hebben, is er een grotere kans dat het kind ook zal gaan stotteren. Uit studies met tweelingen en na adoptie weten we dat in vijftig tot tachtig procent van alle personen die stotteren een erfelijke factor aannemelijk is. Tegenwoordig zijn er een paar genen bekend die een grote samenhang hebben met het optreden van stotteren.

Heel soms komt het voor dat een volwassene plotseling begint met stotteren. Vaak komt dit door een heftige of emotionele gebeurtenis. Stotteren is dan dus vooral een psychologisch probleem.

Iedere persoon is anders en ook iedere stotteraar is dus anders. Je stottert op je eigen manier en je hebt je eigen letters of klanken die lastig voor je zijn. Grofweg zijn er drie vormen van stotteren te onderscheiden:

  • Verlenging: Hierbij maak je een bepaalde letter extra lang. Bijvoorbeeld: kooooooonijn.
  • Herhaling: Hierbij herhaal je een stukje een aantal keer. Bijvoorbeeld: ko-ko-konijn.
  • Blokkades: Hierbij blijf je bij een letter hangen en zeg je die een aantal keer. Bijvoorbeeld: k-k-k-konijn.

Sommige stotteraars maken op het moment dat ze stotteren bewegingen met bijvoorbeeld hun armen of hun hoofd. Vaak probeert een persoon die stottert, het stotteren juist te vermijden. Zo kiest hij of zij bijvoorbeeld een ander woord waar die ene lastige klank niet in voorkomt of hij of zij praat helemaal niet. Ook gaan stotteraars soms situaties uit de weg die een hoge kans op meer stotteren geven, bijvoorbeeld het spreken tegen een groep mensen.

Stotteren bij kinderen

In vier op de vijf gevallen gaat stotteren bij peuters vanzelf over. Toch is het belangrijk om op tijd in te grijpen bij stotteren. Hoe eerder er begonnen wordt met therapie, hoe groter de kans is dat het stotteren verholpen kan worden. Als je als ouder je zorgen maakt over het stotteren van je kind of als je merkt dat je kind het zelf vervelend vindt, is het verstandig om naar een arts te gaan.

Stotteren wordt behandeld met behulp van logopedie of stottertherapie. Een logopedist of stottertherapeut zal eerst spelenderwijs kijken hoe je kind spreekt en aan de hand daarvan een behandelplan opstellen.

Stotteren bij (jong)volwassenen

Ook als jongere of volwassene kan logopedie goed helpen om met stotteren om te gaan.

Wanneer het stotteren op latere leeftijd is ontstaan door een traumatische gebeurtenis, wordt er vooral psychologische hulp geboden om de gebeurtenis te verwerken. Het stotteren gaat na verwerking meestal weg.

Luisteren naar een stotteraar

Als luisteraar kun je een stotteraar ook goed helpen. Hieronder vind je een paar tips:

  • Blijf geduldig. Laat merken dat je rustig wacht tot de stotteraar klaar is met praten en dat je het niet vervelend vindt. Op die manier voelt de stotteraar zich meer op zijn gemak en gaat praten vaak makkelijker.
  • Blijf oogcontact houden. Zo laat je merken dat je je aandacht nog steeds bij het verhaal hebt. Maar ga niet staren, want dat kan de spanning bij de stotteraar alleen maar vergroten waardoor hij of zij meer gaat stotteren.
  • Veel stotteraars vinden het vervelend als iemand anders hun zinnen afmaakt. Laat ze het dan ook zelf doen. Misschien denk jij wel iets heel anders dan diegene wil zeggen. Er zijn ook stotteraars die een beetje hulp juist fijn vinden. Zeker als je iemand redelijk goed kent, kun je vragen of ze het fijn vinden als je zinnen afmaakt of niet.
  • Probeer zelf rustig te praten. Als je zelf rustig praat, merkt de stotteraar dat er geen tijdsdruk is en wordt die ook rustiger. Vaak helpt dat om gemakkelijker te praten.