Wanneer je tijdens je zwangerschap besmet raakt met toxoplasmose, kan dit afwijkingen aan het zenuwstelsel of aan het oog van de baby veroorzaken. Wanneer de besmetting vroeg in je zwangerschap plaatsvindt, kan dat zelfs leiden tot een miskraam. In een later stadium kan toxoplasmose leiden tot vroeggeboorte. De baby kan dan last hebben van de volgende symptomen en verschijnselen:
- Koorts
- Uitslag
- Bloedarmoede
- Geelzucht
- Lever- en miltvergroting
- Waterhoofd
- Epilepsie
- Oogschade en gezichtsverlies
Behandeling
Behandeling van toxoplasmose is meestal niet nodig, omdat het vanzelf overgaat. Wanneer je zwanger bent, moet je wel behandeld worden vanwege de risico’s voor je ongeboren kind. Ook als je een minder goed werkend immuunsysteem hebt (zoals bij hiv) is behandeling gewenst in verband met het gevaar voor complicaties. Via bloedonderzoek kan worden vastgesteld of je al immuun bent voor de ziekte. Wanneer je toxoplasmose-negatief bent en je dus nog niet besmet en immuun bent, kun je medicijnen krijgen zoals spiramycine. Deze doden de eventuele parasiet.
Bij een hiv-positief persoon wordt vaak een middel gegeven dat eigenlijk tegen malaria werkt (pyrimethamine).
Er bestaan ook methoden om de baby te behandelen als na de geboorte duidelijk wordt dat hij besmet is met toxoplasmose. Welke behandeling je kind krijgt, hangt af van de ernst van de besmetting en van de specifieke afwijkingen die hij hierdoor heeft gekregen.
Het risico op toxoplasmose verminderen tijdens zwangerschap
Omdat het niet mogelijk is je te vaccineren tegen toxoplasmose, is het belangrijk risico's op een besmetting te vermijden tijdens een zwangerschap. Dit is meestal voldoende om de ziekte te voorkomen. Zo kun je het risico op besmetting met toxoplasmose verminderen:
Eet geen rauw vlees zoals rosbief, rauwe tartaar, filet americain of carpaccio en bak ander vlees goed door wanneer je zwanger bent. Andere vleeswaren zoals rauwe ham en salami kunnen geen toxoplasmose-besmetting veroorzaken, omdat zij een speciale behandeling gehad hebben.
Laat de kattenbak door een ander verschonen en draag handschoenen als je in de tuin werkt.
Was groenten goed en let ook op de hygiëne tijdens het koken. Gebruik bijvoorbeeld niet hetzelfde mes voor rauw en gaar vlees.