Amyotrofische laterale sclerose (ALS)

Wat is Amyotrofische Laterale Sclerose?

Amyotrofische laterale sclerose, afgekort tot ALS, is een ernstige ziekte waarbij je spieren in korte tijd steeds zwakker worden. ALS wordt veroorzaakt door het afsterven van de motorische zenuwen in je hersenen en ruggenmerg. Deze zenuwen verzorgen de aansturing van bijna alle spieren in je lichaam, dus het afsterven ervan leidt tot ernstig krachts- en controleverlies. Hoewel ALS bij veel mensen bekend staat als spierziekte, is het in werkelijkheid een aandoening van de zenuwen, met slappe spieren als gevolg.

Amyotrofische laterale sclerose ontstaat meestal tussen het 40e en 60e levensjaar en komt vaker voor bij mannen dan bij vouwen. Mensen met ALS overlijden meestal binnen enkele jaren na het ontstaan van de eerste klachten.

De exacte oorzaak van ALS in nog niet geheel opgehelderd. Zo’n 1 op de 20 ALS-patiënten heeft te maken met een erfelijke variant van de ziekte, waarbij de oorzaak ligt in een fout in de genen. Bij de overgrote meerderheid is echter geen erfelijk verband aan te tonen en wordt aangenomen dat de ziekte gedurende het leven verworven is.

De eerste symptomen die op ALS kunnen wijzen zijn het zwakker worden van de kleine spieren van de handen en voeten. Deze krachteloosheid breidt zich binnen enkele maanden tot jaren verder uit tot de armen, benen en romp. Handelingen die voorheen gemakkelijk gingen, zoals traplopen of het opendraaien van de kraan, worden steeds moeilijker. Doordat de spieren niet meer goed gebruikt kunnen worden, verliezen ze langzaam hun volume; dit wordt atrofie genoemd

Kenmerkend voor ALS zijn snelle ongecontroleerde spiertrekkingen. Deze trekkingen worden fasciculaties genoemd. Fasciculaties zijn van buitenaf zichtbaar en kunnen soms pijnlijk zijn. Bijna iedereen ervaart wel eens fasciculaties, met name rondom het oog. Bij ALS zijn de fasciculaties heviger en zijn ze, met name in rust, continu aanwezig.

Ook typisch voor ALS zijn klachten van dwanglachen en dwanghuilen. Hierbij gaan mensen om de kleinste dingen lachen of huilen waarbij ze zichzelf nauwelijks in bedwang kunnen houden. Dit is een laat symptoom van ALS.

Uiteindelijk raken in de loop van enkele maanden zeer veel spieren in je lichaam betrokken bij het ziekteproces, met uitzondering van je ogen, darmen, blaas en hart. Dit betekent dat ook de spieren die nodig zijn om te praten worden aangetast, wat leidt tot spraakproblemen, zogenaamde dysartrie. Daarnaast krijg je steeds meer moeite met slikken (dysfagie) en met ademen. Met name het functieverlies van de ademhalingsspieren en de slikspieren leidt tot het overlijden van mensen met ALS. Een zeldzame variant van ALS is het bulbaire type, waarbij de slik- en ademhalingsproblemen in een vroeger stadium optreden en meer op de voorgrond staan. De prognose van deze variant is slechter dan van de algemene vorm van ALS.

De mentale functies blijven bij deze ziekte volledig intact.

De diagnose ALS wordt gesteld op basis van het beloop van de klachten in combinatie met een aantal aanvullende onderzoeken. Er wordt gebruik gemaakt van een EMG, een test waarbij de signaalgeleiding van zenuw naar spier wordt gemeten. Ook kan er een MRI-scan worden gemaakt.

Er bestaat geen genezend medicijn voor ALS. De behandeling bestaat uit de bestrijding van symptomen en het vertragen van verslechtering van de ziekte.

Het enige medicijn dat in de huidige praktijk gebruikt wordt, is het relatief nieuwe middel riluzol dat zorgt voor beperking van de schade aan de zenuwen. Dit medicijn lijkt de levensverwachting van mensen met ALS met ongeveer drie maanden te kunnen verlengen.

Meerdere disciplines

Er worden meerdere disciplines ingeschakeld om het leven van iemand met ALS zo aangenaam mogelijk te maken en de klachten zoveel mogelijk te beperken. Dit wordt in het algemeen gecoördineerd door de huisarts en de revalidatiearts.

De ergotherapeut adviseert welke hulpmiddelen kunnen worden ingeschakeld om zo lang mogelijk zelfstandig te functioneren. De fysiotherapeut streeft ernaar maximaal gebruik te blijven maken van de spieren. Eventueel kan iemand met behulp van fysiotherapie ook alternatieve manieren aanleren om bepaalde bewegingen te blijven uitvoeren. De logopedist geeft eet- en slikinstructies, zodat verslikken kan worden voorkomen. Tevens kan een maatschappelijk werker of psycholoog worden geconsulteerd. Voor verpleegkundige hulp en assistentie bij contacten met officiële instanties kan de wijkverpleegkundige veel betekenen.

De levensverwachting ligt gemiddeld tussen de 1 en 4 jaar. Slechts 1 op de 10 patiënten heeft een langere levensverwachting.