Bloedsomloopstoornis

Er kunnen veel storingen en aandoeningen van de bloedsomloop optreden. Voorbeelden hiervan zijn: aderverkalking, hoge bloeddruk of aneurysma.

Hoe zit de bloedsomloop in elkaar?

De bloedsomloop bestaat uit een stelsel van onderling verbonden bloedvaten waardoor het bloed van het hart naar de verschillende lichaamsdelen wordt gepompt en terug. Vanaf het hart volgt het koolzuurrijke, maar zuurstofarme bloed eerst de zogenaamde kleine bloedsomloop naar de longen toe. Hier wordt de koolzuur (CO2) door de longen aan de buitenlucht afgegeven en zuurstof aan de rode bloedcellen gebonden. Vervolgens wordt dit zuurstofrijk bloed weer terug naar het hart vervoerd. Hierna gaat het bloed in de grote bloedsomloop naar alle organen en weefsels toe, waar de zuurstof wordt afgegeven en koolzuur wordt opgenomen. Dit bloed keert weer naar het hart terug om een nieuwe cyclus te beginnen.

Slagaders die het bloed uit het hart wegvoeren hebben een dikke gespierde wand om bloeddrukgolven goed op te kunnen vangen en het bloed verder door te pompen. De grootste slagader is de aorta (de lichaamsslagader) die direct met het hart verbonden is en een middellijn van 30 mm heeft. Aders hebben een minder dikke wand, omdat ze veel minder druk te verduren hebben. Tussen de slagaders en de aders in liggen de allerkleinste bloedvaatjes, de haarvaten of capillairen, die diep in alle weefsels door kunnen dringen waar de uiteindelijke uitwisseling van stoffen met de weefsels plaatsvindt.