Theatrale persoonlijkheidsstoornis

Wat is een theatrale persoonlijkheidsstoornis?

Iemand met een theatrale persoonlijkheidsstoornis wil voortdurend in de belangstelling staan en heeft deze belangstelling ook nodig om zich goed te voelen. Mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis proberen door het trekken van aandacht, gevoelens van onzekerheid en onderwaardering te onderdrukken. Soms verzinnen ze een verhaal of maken ze een dramatische actie om alsnog in de aandacht te staan. Ze gedragen zich vaak charmant, levendig, seksueel en enthousiast. Door de omgeving wordt dit vaak als een overdreven en hysterische persoonlijkheid gekenmerkt.

Uiterlijk is voor mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis erg belangrijk. Kritiek hierover wordt vaak slecht verdragen.

 

 

Naar de oorzaak van een theatrale persoonlijkheidsstoornis is nog niet veel onderzoek gedaan. Een aantal studies heeft een verband gevonden met alcoholmisbruik. Verder wijst wetenschappelijk onderzoek uit dat het ontwikkelen van een theatrale persoonlijkheidsstoornis deels erfelijk is. Deze personen hebben dan meer kans op het ontwikkelen van een persoonlijkheidsstoornis. Het houdt niet per definitie in dat zij deze gaan ontwikkelen.

De oorzaak van de persoonlijkheidsstoornis ligt vaak in het verleden. Zo vermoeden onderzoekers dat opvoeding een grote rol speelt, bijvoorbeeld het veelvuldig krijgen van kritiek vanuit ouders of door ouders die onvoorspelbaar reageren op het gedrag van een kind. Ook concurrentie tussen broers en zussen kan een rol spelen. Soms heeft één van de ouders al een theatrale persoonlijkheid. Meestal neemt het theatrale gedrag af met toenemende leeftijd.

De symptomen van een theatrale persoonlijkheidsstoornis stelt men aan de hand van de DSM 5. DSM staat voor Diagnostic and Statistical manual of Mental disorders en is een Amerikaans handboek die de meeste landen als standaard zien bij de diagnostiek van psychische stoornissen. De criteria die de DSM 5 voor een theatrale persoonlijkheidsstoornis zijn:

  • Oncomfortabel in situaties waarin men niet in het centrum van de belangstelling staat.
  • Toont zelf-dramatiserende, theatrale en overdreven uitingen van emoties.
  • Heeft een manier van spreken die uitermate impressionistisch is en waarbij details ontbreken.
  • Interactie met anderen kenmerkt zich vaak door onaangepast seksueel verleidelijk of uitdagend gedrag.
  • Beschouwt relaties als meer intiem dan deze in werkelijkheid zijn.
  • Toont snel wisselende en oppervlakkige emotionele uitingen.
  • Maakt voortdurend gebruik van het eigen uiterlijk om de aandacht op zichzelf te vestigen.
  • Gemakkelijk beïnvloedbaar door anderen en/of omstandigheden.

De officiële diagnose van de theatrale persoonlijkheidsstoornis stelt een GGZ-instelling aan de hand van de DSM 5 criteria. In verschillende gesprekken worden de aard van de theatrale persoonlijkheidsstoornis en de bijkomende problemen zo goed mogelijk in kaart gebracht. Scoort men positief op 5 of meer criteria, dan volgt de diagnose theatrale persoonlijkheidsstoornis.

De behandeling van een theatrale persoonlijkheidsstoornis gebeurt doorgaans met behulp van psychotherapie. De werkelijke therapiekeuze is afhankelijk van de ernst van de persoonlijkheidsstoornis en de eigenschappen van de persoon.

Mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis kennen en herkennen daardoor vaak hun emoties niet goed. Met psychotherapie analyseert een therapeut gedragingen en emoties. Soms gebeurt dit in groepsverband waarbij groepsgenoten meehelpen met de analyse, maar er bestaan ook individuele sessies. Vervolgens legt een therapeut gedragingen en emoties naast de achtergrond van de betreffende persoon en probeert hem of haar situaties te laten herkennen waarin om aandacht gevraagd wordt. Verder probeert de therapeut samen met de persoon in kaart te brengen waarom hij of zij graag in de aandacht wilt staan.

Het doel van de behandeling is het zelfbeeld te verbeteren zodat de behoefte aan aandacht van anderen minder wordt. Daarnaast is het belangrijk dat de persoon inziet wanneer hij om aandacht schreeuwt zodat hij dan zelf in kan grijpen. Doorgaans is bij behandeling tussen de drie en achttien maanden wel verbetering zichtbaar.